Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

omloop

betekenis & definitie

(‘om) m. (omlopen)

I. Eig. het omlopen (II 1): de van de aarde om de zon; de van het bloed; geld in brengen; in zijn.

II. Metn. iets dat omloopt nl.

1. huiduitslag die omloopt en zich verder uitbreidt: de hebben aan de hals.
2. rondlopende galerij aan de buitenzijde van een gebouw: de van een toren, van een molen.

< >