Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

ogenblik

betekenis & definitie

(o’gə) o. (-ken; -je) [tijd nodig voor het slaan van een blik] zeer korte tijdruimte : luister een -; voor, in een -; verzuimt geen -, het leven rent voorbij; het werk van een -; op het toen... Gez. alle -ken, telkens of op ieder onmiddellijk volgend tijdstip; enige -ken, een korte poos; een onverdeelbaar -, de kortst denkbare tijd; een -, uitroep om iemand uit te nodigen, even te wachten; een verloren -, dat voor ernstige bezigheden niet gebruikt wordt; iemands jongste, uiterste - of iemands laatste -ken, zijn stervensuur; iemands -ken, zijn tijd; in een onbewaakt -, ogenblik, waarin men, door gebrek aan waakzaamheid, onbezonnen, onvoorzichtig te werk gaat; op dit of het -, op dit tijdstip, thans; op een gegeven -, op een zeker ogenblik; op 't -, ogenblikkelijk, dadelijk; van het (af) dat..., te rekenen van het tijdstip af dat...; voor ’t -, wat het tegenwoordige tijdstip betreft.