(ni:təch) bn. en bw. (-er, -st)
1. niets betekenend : hij is zo onder,al die groten.
2. vergankelijk : een schepsel.
3. klein, zwak : een kereltje.
4. zonder waarde : een -e zaak; een verzuim. Syn. nietswaardig.
5. zonder kracht: een vonnis verklaren.