Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

negen

betekenis & definitie

('ne;gən)

A. telw.
I. hoofdtelw.
1. bn. acht plus één : de muzen; de engelenkoren; een frank. (centiemen).
2. zelfst. hoeveelheid die op acht volgt: hij heeft maar voor zijn proefwerk gehaald. Gez. een minuut voor, na -en, na negen uur; iets in verdelen, in negen delen; we waren met ons -en, met negen personen.

II. rangtelw. negende : kijk eens in kast -; zijn sterfdag is november; te uur; de klok slaat (uur). B. v. (-s; -tje)

1. Eig. het cijfer negen : zet daar nog een -tje achter.
2. Metn. dominosteen, kaart met negen eenheden : de van troef hebben; de is nog niet uitgekomen.

< >