('na:dərən) (naderde, is genaderd)
1. dichterbij komen: de trein nadert; de grens, zijn doel -; een -de persoon; de tijd, het feest nadert; zijn einde voelen -; hij nadert de 50 al, is al bijna 50 jaar oud; hoe zou hij haar moeten -? na een twist weer met haar in betrekking komen. Syn. genaken.
2. zich begeven tot; tot de deur -. ➝ tafel.