I (mo'hammet) [Ar. de geprezene] stichter van de →: islam, ° omstr. 570 te Mekka, eerst koopman in de zaak van de weduwe Chaditsja, met wie hij 594 huwde, trad 610 als „profeet” op; kon niet genoeg aanhangers krijgen en moest 16 juli 622 (hedzjra) met Aboe Bekr, de vader van zijn tweede gemalin Aisja, en anderen naar Jathrib (later: Medina) vluchten. Hier kreeg hij grote aanhang, en na verscheidene veldslagen, trok hij Mekka weer binnen, van waaruit hij geheel Arabië onderwierp, ♰ 632 te Mekka.
Hoewel Mohammed’s karakter een eigenaardig mengsel was van goede en slechte hoedanigheden, is hij een der grote figuren der middeleeuwen. Waar, vóór hem, grove afgoderij heerste en een menigte kleinere en grotere staten bestonden, is hij er in geslaagd een nieuwe verhevener godsdienst en een sterk rijk te stichten. →: berg.II (mo'hammet) sultans van Turkije:
I. 1413-1421.
II. de Grote of de Veroveraar 1451-1481, veroverde 3453 Konstantinopel en bijna de gehele Balkan. III. 1595-1603.
IV. 1648-1687, werd in de oorlog tegen keizer Leopold I en Jan III Sobiëski van Polen verslagen 1664 bij St.-Gothard, 1673 bij Choczim, 1683 vóór Wenen;
1686 uit Ofen verdreven, 1687 bij Mohacs weer verslagen, veroverde 1669 Kreta; onder hem bereikte het Turkse Rijk zijn grootste omvang.
V. 1909-1918, moest strijden tegen Italië, tegen de verbonden Balkanstaten en tegen de Geallieerden in de Eerste Wereldoorlog.
VI. 1918-1922, werd door de Nationale Vergadering van Angora van zijn politieke macht beroofd en behield slechts de titel van kalief.