('mo:gələk)
1. bn. en bw. (-er, -st) kunnende geschieden, gedaan worden : er was geen terugwijken -; hoe is dat -? hoe is het Gods ter wereld -? het werkelijke met het -e vergelijken; bij God is alles -; dat besluit maakt het plan -; zo gauw, spoedig -; om de toegang zo weer te sluiten; dat hij morgen komt; voorbereiding op een -e vergadering; alle -e middelen gebruiken; op de eenvoudigst -e manier.
2. bw. misschien, met kans dat het geschiedt, dat het zo is : zal de een zeggen dat...; hij heeft zich vergist. Syn. →: altemet.