Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 12-02-2020

ministerie

betekenis & definitie

(minis'te:ri) o. (-s) [Lat. ministerium d. i.

A. ALGM. ambtsbediening : zijn vervullen, verlenen, weigeren; → openbaar -.
B. [minister] INZ.
I. Eig. ambtsbediening als minister : tijdens zijn -.

II. Metn.

1. ambt van minister : hem werd het van Oorlog aangeboden.
2. afdeling, departement van een minister : ambtenaar aan het van Justitie.
3. gebouw van een ministerieel departement : naar het van Binnenlandse Zaken gaan.
4. gezamenlijke ministers : het moest aftreden; een nieuw vormen, tot stand brengen; het -Thorbecke. ter aanduiding van een bepaald ministerie

Ministeries (Buitenlandse enz.)

Landen Stad Plaats België Brussel Wetstraat Duitsland Berlijn Eert. Wilhelmstrasse Frankrijk Parijs Quai d’Orsay Groot-Brittannië Londen Downing Street Italië Rome Consul ta Nederland ’s-Gravenhage Plein Oostenrijk Wenen Ballplatz Turkiie Ankara Hoge Porte

U.S.S.R. Moskou Kreml

Verenigde Staten Washington Foggy Bottom .

< >