(mə’niskus) m. (-sen) [Lat. < Gr. mèniskos vklw. van mènè, maan]
1. Algm. halvemaanvormig lichaam. Syn. maanglas.
2. Inz.
a. lens die aan de ene zijde bol, aan de andere hol is.
b. bol of hol gebogen oppervlak van een vloeistof in een nauwe buis. → capillariteit.