('mengən) (mengde, heeft gemengd)
I. 1. onder elkander werken, doen: oliën, wijnen -.
2. daardoor gereedmaken : koffie, tee -.
3. bijeenbrengen : zoet en bitter -; zijn tranen met iemands klachten -; het leven heeft hem meer dan een bittere kelk gemengd.
4, in betrekking brengen ; ook zijn naam is erin gemengd; het belang van mijn vriend is ermede gemengd.
II. z i c h -
1. zich verenigen : tijgers die zich met lammeren mengden.
2. zich met iets inlaten, bemoeien : zich in een gesprek, een geschil, een strijd. een twist -; ik zal er mij niet in -; hij is in al die duistere zaken gemengd.