('me:r) o. (-en)
1. Eig. woordvorm, getal om meer dan één wezen of zaak uit te drukken : het van een woord geven; in het staan; het vormen; genitief onzijdig -; derde persoon -.
2. Metn. gezamenlijke vormen van een woord of een soort van woorden die meervoud zijn : in al de naamvallen van het -. Tgst. enkelvoud.