meervoud
meervoud - Zelfstandignaamwoord 1. woord dat in die vorm aan meerdere voorwerpen, mensen of dieren refereert Woordherkomst Afgeleid van meer met het achtervoegsel -voud Verwante begrippen enkelvoud, tweevoud, dualis
Wiktionary (2019)
meervoud - Zelfstandignaamwoord 1. woord dat in die vorm aan meerdere voorwerpen, mensen of dieren refereert Woordherkomst Afgeleid van meer met het achtervoegsel -voud Verwante begrippen enkelvoud, tweevoud, dualis
Muiswerk Educatief (2017)
meervoud - zelfstandig naamwoord uitspraak: meer-voud 1. vorm die je gebruikt om aan te geven dat het om meer dan één persoon of ding gaat ♢het meervoud van 'kip' is 'kippen' Zelfstandig naamwoord: meer-voud het meervoud...
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-en), (spraakk.) 1. vorm van een naamwoord waardoor een aantal personen of zaken worden aangeduid; — (coll.) alle derg. vormen van een woord. 2. vorm van een ww. die behoort bij een naamwoord als onder 1.
M. J. Koenen's (1937)
o. -en; spraakk. vorm v. e. naamwoord, waardoor een aantal personen of zaken worden aangeduid; het meervoudgetal; alle vormen v. e. woord of soort van woorden, die meervouden zijn: in het meervoud staan.
Jozef Verschueren (1930)
('me:r) o. (-en) 1. Eig. woordvorm, getal om meer dan één wezen of zaak uit te drukken : het van een woord geven; in het staan; het vormen; genitief onzijdig -; derde persoon -. 2. Metn. gezamenlijke vormen van een woord of een soort van woorden die meervoud zijn : in al de naamvallen van het -. Tgst. enkelvoud.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: