meervoud
...
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-en), (spraakk.) 1. vorm van een naamwoord waardoor een aantal personen of zaken worden aangeduid; — (coll.) alle derg. vormen van een woord. 2. vorm van een ww. die behoort bij een naamwoord als onder 1.
Wiktionary (2019)
meervoud - Zelfstandignaamwoord 1. woord dat in die vorm aan meerdere voorwerpen, mensen of dieren refereert Woordherkomst Afgeleid van meer met het achtervoegsel -voud Verwante begrippen enkelvoud, tweevoud, dualis
Muiswerk Educatief (2017)
meervoud - zelfstandig naamwoord uitspraak: meer-voud 1. vorm die je gebruikt om aan te geven dat het om meer dan één persoon of ding gaat ♢het meervoud van 'kip' is 'kippen' Zelfstandig naamwoord: meer-voud het meervoud...
M. J. Koenen's (1937)
o. -en; spraakk. vorm v. e. naamwoord, waardoor een aantal personen of zaken worden aangeduid; het meervoudgetal; alle vormen v. e. woord of soort van woorden, die meervouden zijn: in het meervoud staan.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: