(ma'te:ri) v. (...riën, -s) [Lat. materia d. i.] stof nl.
1. grondstof waaruit iets bestaat of gemaakt wordt : van munten.
2. stof als element van al het zinnelijk waarneembare : wat de ruimte vult, heet -.
3. Euf. etter : er kwam veel uit de wonde.
4. voorwerp van behandeling : veel over een gelezen hebben.