(mar'sje:rən) (marcheerde, heeft en is gemarcheerd) [Fr. marcher]
1. te voet gaan.
2. goed aanstappen.
3. oprukken van soldaten.
4. vooruitgaan, vorderen : de zaak marcheert goed.
Gepubliceerd op 12-02-2020
betekenis & definitie
(mar'sje:rən) (marcheerde, heeft en is gemarcheerd) [Fr. marcher]
1. te voet gaan.
2. goed aanstappen.
3. oprukken van soldaten.
4. vooruitgaan, vorderen : de zaak marcheert goed.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: