(maga'zijn) o. (-en; -tje) [Fr. < Ar.]
I. Eig. bergplaats, bergruimte nl.
1. gebouw voor berging van waren: een oprichten: ’t van zijn geheugen.
2. ruimte in de kolf van een geweer tot berging van patronen.
3. voorname winkel: de kijklustigen voor de spiegelruiten der -en.
II. Metn. [hoeveelheid (geborgen waren)] verschillende magneetstaven: een om de magnetische werking te versterken.
III. Metf. naam van sommige tijdschriften: stuiversmagazijn.