('ma:t) m. (...staven)
1. Eig. staf, stok om te meten: een houten, ijzeren -; de aanleggen, gaan meten. Fig. gaan beoordelen; een andere aanleggen, anders beoordelen
2. Metf. datgene waarnaar men iets beoordeelt: de -, waarnaar zijn deugd wordt afgemeten; de te klein nemen; dat is een zuivere -.