(ma:n) v. (manen; -tje)
I. Eig.
1. bijplaneet van de aarde, die haar, door de zon verlicht, 's nachts beschijnt: de schijnt; de loopt in 27 1/2 dag om de aarde; uit de aantrekking der worden voornamelijk de verschijnselen van eb en vloed verklaard; de vlekken op de — hebben aanleiding gegeven tot het volksgeloof van het mannetje in de met een gestolen takkenbos op de rug; nieuwe, wassende, volle, afnemende -; de hoorns, punten van de wassende -; een zolderkamertje waar zon, noch in schijnt; bij het licht van de -, ’s avonds, ’s nachts sentimenteel of verliefd zitten peinzen; de heeft volgens een oud geloof een zinsverbijsterende invloed.
Gez. als de vol is. schijnt ze overal, als iemand rijk is, laat hij het blijken of als iemand gelukkig is, gunt hij de anderen ook wel wat of als een zaak opgehelderd is, wordt ze ook gauw openbaar; Scherts, de breekt bij hem door, hij wordt kaal; (een gezicht als) een volle -, een blozend, vol gezicht; er de van hebben, geven, er genoeg van hebben, de brui van geven; het (geld enz.) is naar de -, verloren, zoek; hij is naar de -, hij heeft zich uit de voeten gemaakt of hij is verloren, dood; iemand naar de wensen, wensen dat hij voorgoed weggaat; loop naar de (en pluk sterren), zie dat je wegkomt; naar de reiken of de met de handen willen grijpen, het onmogelijke willen doen; onder de -, op aarde; tegen de blaffen, keffen, nodeloze bedreigingen uiten; tegen de pissen, verloren moeite doen.
2. Uitbr. bijplaneet van een andere planeet: Neptunus heeft één -, Mars heeft er twee, Uranus vier, Jupiter negen en Saturnus tien. Syn.→ bijplaneet.
II. Metf.
1. maanvormig versiersel: -tjes in zijn oren dragen.
2. maantje, lichter gekleurd en op een half maantje gelijkend gedeelte aan de wortel van de → nagel van een vinger.
Enc. De maan is een hemelbol vijftig maal zo klein als de aarde en 383 000 km van haar verwijderd. Daar zij in 27 1/2 dagen om de aarde en tevens om haar as wentelt, keert zij ons steeds dezelfde zijde toe (→ tellurium). Ten gevolge van haar onderscheidene standen tegenover de aarde en de zon, waarvan zij het licht op aarde terugkaatst, doet de maan zich aan ons voor in verschillende vormen (maan-, lichtgestalten, maanfazen). Deze zijn: nieuwe maan (maan tussen aarde en zon), wassende sikkel; 1ste kwartier (maan 90° oostelijk van de zon); volle maan (aarde tussen maan en zon); laatste kwartier (maan 90° westelijk van de zon), afnemende sikkel. Kan men van de maansikkel een w maken, dan is het wassende maan, kan men er een a van maken, dan is het afnemende maan.
Bevindt zich de maan in de schaduw der aarde dan is het maansverduistering of maaneklips. Men onderscheidt gehele of totale en gedeeltelijke of partiële maansverduisteringen, naar gelang de maan geheel of gedeeltelijk door de schaduw der aarde gaat. Een maansverduistering kan wel vier uren duren. De vlekken op de maanoppervlakte, die men ook wel zeeën noemt, zijn kratervormige bergen of afschaduwingen daarvan. De maan schijnt geen dampkring te hebben, wat alle leven uitsluit. Door haar aantrekkingskracht veroorzaakt zij de → getijden in de aardzeeën.