v. (-en; -je) [Fr. <Ar.]
I. Eig.
1. snarenspeeltuig met peervormig bodemvlak, als een schildpad gebogen : de bespelen ; de wordt met de vingers der rechterhand of met een luitpen getokkeld, terwijl de vingers der linkerhand de snaren, voorzover nodig, op de hals neerdrukken; (op) de slaan; voordracht van gedichten met begeleiding van de -.
2. Uitbr. Bijb. ander bij de Joden gebruikt en niet nader omschreven snaarinstrument.
II. Metn. [van I 1] dichtkunst : de van Hooft.
III. Luit. afkorting van : luitenant.