Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

lopend

betekenis & definitie

('lo:pənt) bn. wat, wie loopt inz.

1. (2): een patiënt, die niet moet liggen of die in staat is zelf naar de dokter te gaan; in het oog -, opvallend; -e hond, die op het vervolgen van wild is afgericht. Tgst. staande hond; wild, viervoetig wild.
2. (7): een -e hand, trant van schrijven waarbij de pen zich gemakkelijk over het papier beweegt; -e munt, geld, in omloop zijnde, geldig; schrift, schrift dat vlug, gemakkelijk wordt neergeschreven of schuin schrift, kursief; touwwerk, tuig, want, dat over schijven wordt voortbewogen; want, viswant dat bij het vissen wordt voortbewogen. Tgst. staand want; zich verspreiden als een vuur(tje), zeer snel.
3. (9) stromend: water.
4. (9) vocht afscheidend, etterend: -e ogen, oren, wonden.
5. (18): de -e dingen, zaken, aan de gang zijnde: de -e koers, prijs van de dag; een -e rekening, nog niet afgesloten rekening, rekening-courant of een nog niet betaalde rekening; een -e wissel, waarvan de vervaltijd nog niet gekomen is; het jaar, dat nog niet ten einde is.

< >