(loonde, heeft geloond)
1. (als) loon voor iets geven : iemand naar verdienste, met ondank -; goed met kwaad -; God lone het u ! -de arbeid. Syn. → belonen.
2. vergelding geven, straffen: het kwaad loont zijn meester.
3. op wegen tegen, goedmaken: dat loont de moeite wel, niet.