I. v. (-en) [~ luier]
1. Eig. Gew. lap, luur, alleen de uitdr.: iemand een draaien, hem erin laten lopen, hem foppen, beetnemen.
2. Metf. botterik, lomperik: een van een vent.
II. m. het loeren: op de staan, liggen.
Gepubliceerd op 30-06-2020
betekenis & definitie
I. v. (-en) [~ luier]
1. Eig. Gew. lap, luur, alleen de uitdr.: iemand een draaien, hem erin laten lopen, hem foppen, beetnemen.
2. Metf. botterik, lomperik: een van een vent.
II. m. het loeren: op de staan, liggen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: