Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

links

betekenis & definitie

I. bw.

1. aan de linkerzijde: hij kamde een scheiding boven op het hoofd; (naar) uitwijken; van de weg. Gez. iemand laten liggen, zich niet met hem bemoeien, hem negeren; - en rechts, aan alle kanten, overal; opstaan [➝ linkerbeen], boos, slecht gehumeurd.

Tgst. rechts.

2. met de linkerhand: biljarten, eten, snijden.
3. naar de linkerzijde: groeten, draaien, kijken; - en rechts, naar alle kanten; richten! front! uit de flank, mars! zwenken, mars! , opmarcheren, mars! met rotten -, mars! kommando’s.
4. op een onhandige wijze: een zaak aanpakken; zich gedragen.
5. vanwege, aan de kant van, voor de linkerzijde: stemmen, staan; stemde men voor.
6. Kunst, aan de linkerzijde van het voorwerp dat men beschouwt: van het wapenschild is

< >