v. (-n)
I. Eig. zijde waar men het hart voelt kloppen, en overeenkomstige zijde van enig lichaam: aan de van iemand lopen, gezeten zijn; de van een zaal; ik woon ter -, van mijn buurman.
II. Metn. linkergedeelte: de van een borstrok. III. Metf.
1. Staatk. veelal vooruitstrevende partij(en) die in een volksvertegenwoordiging aan de linkerkant van de voorzittersstoel plegen te zitten: de stemde tegen; de uiterste -.
2. radikaal gedeelte van een partij of sekte.