Wat is de betekenis van linkerzijde?

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

linkerzijde

linkerzijde - Zelfstandignaamwoord 1. de kant waar zich gewoonlijk het hart bevindt De speer doorboorden hem aan de linkerzijde. 2. (politiek) een aanduiding voor de progressieve krachten in een land Deze partij voert ter linkerzijde oppositie tegen de re...

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

linkerzijde

linkerzijde - zelfstandig naamwoord uitspraak: lin-ker-zij-de 1. kant van het lichaam waar de linkerhand zit ♢ Fabiënne had pijn in haar linkerzijde 2. links van iets of iemand ♢ de bruid stond...

2024-04-16
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Linkerzijde

v., 1. de kant van het hart: hij zat aan mijn linkerzijde; 2. de (plaats der) vooruitstrevende partijen in een volksvergadering: de uiterste linkerzijde; 3. linkergedeelte van het menselijk lichaam tussen schouders en heup : pijn in de linkerzijde.

2024-04-16
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Linkerzijde

benaming voor de „progressieve” partijen, haar oorsprong vindend in omstandigheid, dat voorheen in Fr. de Liberalen in het Parlement aan de linkerhand van de voorzitter zaten. Tot de behoren thans de communistische, de socialistische en, traditioneel, ook de liberale partijen.

2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

linkerzijde

v. (1 linkerkant; de zijde of kant v. e. menselijk of dierlijk lichaam waar het hart zit en de overeenkomstige zijde van iets, dat met een lichaam vergeleken of gelijkgesteld wordt; 2 in volksvertegenwoordigende lichamen: leden van de liberale, [sociaal]democratische, communistische enz. partijen; inz. Niet-Christelijke partij, deze leden plegen te...

2024-04-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

linkerzijde

v. (-n) I. Eig. zijde waar men het hart voelt kloppen, en overeenkomstige zijde van enig lichaam: aan de van iemand lopen, gezeten zijn; de van een zaal; ik woon ter -, van mijn buurman. II. Metn. linkergedeelte: de van een borstrok. III. Metf. 1. Staatk. veelal vooruitstrevende partij(en) die in een volksvertegenwoordiging aan de linkerkant van...