m. (-s)
I. Veroud. hij die liefheeft.
II. Verzw.
1. hij die liefheeft: een van schilderijen, van paarden, van de jacht, van roken, van omberen; dat laat ik aan de -s over; een eerste, grote van de kan, van de sport.
Syn. ➝ amateur.
2. a. Algm. hij die liefheeft: er zijn -s genoeg voor dat baantje; een van bloem- en boomkwekerij,
b. Inz.
a. hij die prijs stelt op eten en drinken: een van vis, van wijn.
b. hij die iets doet omdat hij het graag doet, maar er minder bekwaam voor is: hij is maar een -, geen vakman.
Syn. dilettant.
3. kwant, kwibus, vent: daar heb je weer zo'n -!