Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

lichten (opheffen)

betekenis & definitie

('lichtәni) (lichtte, heeft gelicht) [< licht]

1. Eig.
1. Algm. opheffen, optillen, ophalen, oplichten : balken, spoorrails -; de deurklink om binnen te gaan ; een anker, brug. visnet -; een schip -, het opheffen om het over een ondiepe plaats of een overtoom heen te brengen of een gezonken schip boven water heffen.

→ anker, been, beker, hiel, huig, voet.

2. Inz.
a. lichten en plaatsen : de bout dwars voor de deur -.
b. lichtend wegnemen : een deksel van een schotel -; de hoed om te groeten. → hand.
c.
a. lichtend eruit nemen, verwijderen : wat soep uit de kom -; iemand uit zijn bed -; goederen uit een schip -; de schippers die daar -. die daar een schip lossen. → zadel.
b. Algm. wegnemen, verwijderen : de zegels -; iemand de staar -.
2. ledigen : de winkellade -; de brievenbus -. → beurs, buidel, huig, kan, lade.

II. Metf.

1. Algm. opvorderen : geld en goed -.
2. Inz.
a. Veroud. heffen : schatting -.
b. Veroud. opnemen, lenen : geld -.
c. in dienst nemen, te been brengen : een nieuwe krijgsmacht -.
d. zich doen afgeven : een akte, kwitantie, paspoort, vonnis -.

< >