('le:zing) v. (-en; lezinkje)
I. Eig, het lezen : iets ter leggen.
II. Metn.
1. Algm. wat gelezen wordt.
2. a. wat op een bepaalde plaats in een geschrift gelezen wordt : de oorspronkelijke is geheel anders.
b. wat betreffende een gebeurtenis wordt gelezen, medegedeeld, wijze waarop zij wordt voorgesteld : die geeft nu weer een andere van ’t geval!
c. voorlezing, voordracht : -en houden.