Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

levendig

betekenis & definitie

('le:vəndəch) bn. en bw. (-er, —st)

1. Veroud. levend: er af komen.
2. bestaand, aan de gang: het entoesiasme houden; worden.
3. beweeglijk : het begint te worden op straat ; schrijven.
4. vol leven, vlug : een -e jongen; -e ogen.
5. opgewekt : van aard, geest; spreken; wel, hernam hij -.
6. fris, helder : de -e natuur; -e kleuren; getekende figuren.
7. krachtig : met een genoegen; een -e behoefte; ik uitte mijn -e dank; een -e verbeelding.
8. duidelijk, treffend : -e herinneringen; zich iets voorstellen.
9. druk : -e gebaren; een verkeer; -e handel.

< >