('le:o)
A. Oostromeinse keizers :
I. de Grote 457-474.
II. 473-474, kleinzoon van (I). III. de Isauriër 717-741, begon 726 de Beeldenstorm.
IV. 775-780.
V. de Armeniër 813-820.
VI. de Wijsgeer 886-912.
B. pausen :
I. (H.) 440-461, kerkleraar, ° omstr. 400 te Rome, deed 452 Attila vóór de poorten van Rome terugkeren en redde de stad van de verwoesting door Genserik; verdedigde in zijn, ook letterkundig waardevolle geschriften, het geloof der apostelen „tegen de verschillende ketterijen” van die tijd. Feest : 11 april. → godgeleerdheid.
II. (H.) 682-684; feest : 3 juli. III. (H.) 795-816, 799 door de familieleden van Hadrianus I overvallen en afgezet, vluchtte naar Karel de Grote te Paderborn, werd door hem op zijn troon hersteld en kroonde hem 800 tot keizer; feest ; 12 juni. IV. (H.) 847-855 ; feest: 17 juni. Na hem plaatst de fabel pausin Joanna.
V. 903. VI. 928-929.
VII. 936-939, benediktijn. VIII. 963-965. IX. (H.) 1049-1054, begon de strijd tegen de simonie; feest : 19 april.
X. 1513-1521 (Giovanni de’ Medici) prachtlievend bewonderaar van kunsten (Raffaël, Michelangelo) en wetenschappen, eindigde 1517 de Vijfde Algemene Kerkvergadering van Lateranen; onder hem gaf de afkondiging van de aflaat voor de bouw der St.Pieterskerk aanleiding tot het uitbreken der Hervorming; vaardigde 1520 tegen Luther een banbul uit.
XI. 1605 (Alessandro Ottaviano Medici). XII. 1823-1829. XIII. 1878-1903, ° 1810 als graaf Joachim Pecci, 1843 nuntius te Brussel, 1845 aartsbisschop van Perugia; herstelde als paus de vrede met Duitsland, handelde in zijn encyclieken over staatkundige en sociale vragen (Rerum novarum), verwierf de achting der machtigste vorsten; beoefende de dichtkunst.
C. m. (-’s) → Leopoldus.
D. afkorting van : Leopoldstad.