Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

lente

betekenis & definitie

('lentə) v. (-n, -s) [tijd van het lengen der dagen]

I. Eig.
1. eerste der vier jaargetijden, astronomisch van 21 maart tot 21 juni : een vroege, late -; de is in aantocht, is gekomen. → zwaluw. Syn. voorjaar.
2. Uitbr. jaar, bij het uitdrukken van de leeftijd van meisjes : een meisje van vijftien -s.

II. Metn. [wegens de rijkdom van bloemen en groen in de lente] overvloed : een van bloemen, van verzen. III. Metf. begin van het leven, jeugd : in de van zijn jaren.

< >