Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

kuur

betekenis & definitie

(ku:r) v. (kuren; -tje)

I. Eig. [Lat. cura, zorg nl. door een geneesheer aan een zieke besteed, vandaar :] geneeswijze, ziektebehandeling: een (gaan) doen te Spa, te Wiesbaden, te Vichy; een beproeven, ondergaan, volgen: een bad-, druiven-, koudwater-, Kneipp-, lig-, melk-, ontvettings-, (open)lucht-, rust-, vermagerings-, wandelkuur.

II. Metn. [msch. datgene waarvoor men zorgt, waarmede men zich bezighoudt, waartoe men in staat is; en verdere ontwikkeling der betekenissen zoals bij natuur B]

1. verkeerde gedachte, handelwijze : zet die gekke kuren uitje hoofd; rare kuren uitvoeren.
2. vlaag van eigenzinnigheid met het bijdenkbeeld van weerspannigheid : zich door zijn kuren laten medeslepen. Syn. → gril.

< >