Wat is de betekenis van kuur?

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kuur

kuur - zelfstandig naamwoord 1. plotselinge gedachte of stemming die gauw weer overgaat ♢ dat meisje heeft af en toe rare kuren 2. touw waarmee een dier aan een paaltje wordt vastgezet ♢ de pony stond aan een...

2024-04-20
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

kuur

Een behandeling met medicijnen in een bepaald tijdvak. Van tevoren geeft de dokter dan aan over hoeveel dagen of weken verspreid je de medicijnen moet nemen. Het kan bijvoorbeeld een kuur zijn tegen bacteriën (met antibiotica) of tegen kanker (met kankerremmers; dat heet chemotherapie). Je krijgt dan meestal een aantal pillen. Je neemt die dan stuk...

2024-04-20
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

kuur

(de; kuren) GY - uitvoering van een of meer (wedstrijd)oefeningen, syn. kür: een vast wedstrijdonderdeel is de vrije kuur, een combinatie van elementen en oefeningen die door de gymnast(e) zelf gekozen worden.

2024-04-20
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Kuur

[Lat. cura = verzorging] geheel van voorschriften ter genezing, van kwaal, het opvolgen van die voorschriften door de patiënt.

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kuur

kure, geneeswyse, behandeling van ‘n sieke; gril, nuk.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kuur

s., frats, grids, faks, oanslach, gyp, oankomst, opkomst; kuren, flinken en fratsen, ra(e)njen, kunsten, kluchten.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Humoristisch woordenboek

H. Moritsen (1939)

Kuur

Doen wat je naar, en laten wat je prettig vindt.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kuur

I. v. kuren; geneeswijze: een badkuur, melkkuur, druivenkuur, vermageringskuur doen, volgen. II. v. kuren, kuurtje; gril, nuk; (Z.-N.) streek: wat een kuur! (waarsch. = kuur I).