I. I. tw. klanknabootsing van een geluid dat men hoort wanneer men een scherp voorwerp over een harde oppervlakte beweegt : de viool naar de kin en -' de stok over de snaar.
II. v. (-sen; -je)
1. het onder (I) beschreven geluid : de violen hielden met een fikse op.
2. Bepk. snelle beweging van een scherp voorwerp over iets heen, zonder bepaald aan het geluid, dat het maakt, te denken : de van een pen.
3. Uitbr. [van 2] schrap met een scherp voorwerp : ijs met -sen en scheuren.
II. I. bn. en bw. (-ser, -t) [msch. Fr. < Lat. crassus]
1. gezond, flink, sterk : een -se man; nog, al is hij diep in de tachtig, voor zijn jaren; er uitzien; zich houden.
2. streng : een -se maatregel.
3. erg : zich zo op de kop te laten zitten, is toch wel -.
4. sterk, ongelooflijk, overdreven : een te -se uitdrukking van een mening. → kris.
II. m. (-sen) [msch. II. I. 1] voorman van een ploeg werklieden.