('kettər) m. (-s) [Lat. katari < Gr. katharoi, reinen, naam van een sekte in de XIde en XIIde eeuw]
I. Eig.
1. Algm. hij die afwijkt van de als rechtzinnig erkende of ortodoxe leer : -s vervolgen, naar de brandstapel zenden.
Gez. drinken als een -, sterk misbruik maken van alkoholhoudende dranken; iedere heeft zijn letter, weet voor zijn mening wel (bijbelse) redenen aan te voeren; vloeken als een -. geweldig. Tgst. rechtgelovige.
2. Kat. afvallige van de godsdienst.
II. Metf. hij die op wetenschappelijk of kunstgebied van de algemeen gehuldigde begrippen afwijkt.