Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

kardoes

betekenis & definitie

A. v. (...doezen; -je) [Fr. cartouche < It. cartoccio < Lat. charta, papier]

I. Eig. huls, koker, buisje van papier, karton enz. tot het opnemen van voor een geweerschot benodigde kruit: een lege, gevulde -.

II. Metn.

1. kardoes met kruit gevuld: pakken ...doezen.

Syn. patroon.

2. kardoespapier: een vel -.

III. Metf. rolletje snuif: het verpakken van tabak in ...doezen.

B. m. (...doezen; -je) soort van krulhond.

< >