o. (...raten, -s) [Gr. keration, hoornachtige vrucht van de johannesbroodboom, die als gewicht diende]
1. gewichtseenheid voor het wegen van diamanten en andere edelgesteenten, ± 0,205 g: één is vier grein.
2. Uitbr. verhouding van het zuiver goud tot het daarmee gemengd metaal.
Enc. Vroeger heette zuiver goud, goud van 24 karaat of karaten; was een zekere hoeveelheid goud met b. v. voor 1/3 of 1/4 met ander metaal vermengd, dan was dit goud van 16, 18 karaat enz. Thans drukt men die verhouding in duizenden uit. Goud van 965 karaat is dus een mengsel van 965 delen zuiver goud en 35 delen van een ander metaal.