v. (huiven; -je) [msch. ~ hoofd]
I. Eig.
1. Algm. hoofddeksel: iemand de aflichten, aan de kaak stellen.
2. Inz.
a. hoofddeksel, muts voor vrouwen.
b. kap die men een afgerichte valk opzet.
II. Metf. op bogen gespannen linnen overtrek van karren.