Wat is de betekenis van Huif?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

huif

Het begrip huif heeft 2 verschillende betekenissen: 1) overkapping op vervoermiddelen. overkapping van zeildoek of synthetisch weefsel die op vervoermiddelen wordt aangebracht om passagiers of een lading te beschermen tegen de weersomstandigheden. 2) kap van een afgerichte valk. kap die men een afgerichte valk opzet.

2024-04-19
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

huif

huif - Nauwsluitende kappen of haarnetjes die meestal van goud-, zilver-, zijde- of woldraad zijn gemaakt, vaak versierd met parels en kralen en bedoeld om het haar op de plaats te houden. Werden door vrouwen gedragen en soms ook door mannen, vooral van de 13e tot de 16e eeuw. Gebruik 'chignons' voor haarnetjes die worden gebruikt om het...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Huif

s., kape.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Huif

v. (huiven), 1. hoofddeksel voor vrouwen, kap, in Z.-Ned. nog bekend als kledingstuk der nonnen, doch overigens verouderd; — (zegsw.) iemand de huif aflichten, hem (of haar) aan de kaak stellen ; 2. (bij valkeniers) kap die men de afgerichte valk opzet; 3. over hoepels of bogen gespannen linnen overdekking van een wagen ; 4. (Zuidn....

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

huif

v. huiven; hoofddeksel, kap; linnen bedekking op hoepels van sommige wagens.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

huif

v. (huiven; -je) [msch. ~ hoofd] I. Eig. 1. Algm. hoofddeksel: iemand de aflichten, aan de kaak stellen. 2. Inz. a. hoofddeksel, muts voor vrouwen. b. kap die men een afgerichte valk opzet. II. Metf. op bogen gespannen linnen overtrek van karren.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

huif

v./m. (huiven), 1. hoofddeksel voor vrouwen, kap, kledingstuk van nonnen, maar overigens vero.; (zegsw.) iemand de aflichten, hem (of haar) aan de kaak stellen; 2. (bij valkeniers) kap die men de afgerichte valk opzet; 3. over hoepels of bogen gespannen linnen overdekking van een wagen.

2024-04-19
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Huif

HUIF, v. (huiven), zeker hoofddeksel voor vrouwen, kap (in Zuidn. nog gebruikelijk als kleedingstuk der nonnen, doch overigens verouderd): (zegsw.) iemand de huif aflichten, hem (of haar) aan de kaak stellen; — (bij valkeniers) de kap die men den afgerichten valk opzet; — (bij vergelijking) de op bogen rustende linnen bedekking van som...