(hottentottdn) mv. (enk. Hottentot) [klnb. spottende benaming, door de Boeren gegeven aan de inboorlingen wier taal zij niet verstonden] overblijfselen van een primitief → mensenras in Zuid-Afrika, aan de Bosjesmannen verwant.Ene, De Hottentotten zijn van Hottentot middelbare gestalte en vaal van huidskleur; zij hebben een vlakke schedel, borstelig kroeshaar, brede kaken, een platte neus, dikke lippen en een vooruitstekende mond; zij zijn moedig, goedig, maar ook lui en diefachtig; zij.Ho Tjiminhwonen in halfronde hutten van biezenmatten.
Aantal : ± 80 000.