Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

hooi

betekenis & definitie

(ho:i) o. [houwen] gemaaid en op het land gedroogd gras : het keren, spreiden, opperen, opsteken, laden, binnenhalen; aan oppers zetten of aanmaken; kan broeien; een voer -. Gez. het niet over de balk gooien, niet verkwistend zijn; hij zal dat wel op zijn gaffel krijgen, hij zal daar wel mee klaarkomen; dorsen, nutteloos werk doen; te - en te gras [in de hooitijd en in het voorjaar], nu en dan, op ongeregelde tijden; te veel op zijn vork nemen, meer willen ondernemen dan zijn krachten toelaten.

< >