(her'innəring) v. (-en)
I. Eig. het (zich) herinneren : de dier wederwaardigheden deed hem pijn; ter aan...; (iemand) iets in brengen.
II. Metn.
1. vermogen om zich iets te herinneren, geheugen : in de voortleven; een versregel uit de opzeggen. 2. a. Algm. wat men zich herinnert, gedachtenis : de van een gewichtige gebeurtenis levendig houden; een gedenkteken ter aan een groot man.
b. Inz. beeld, voorstelling : hij had een flauwe van zijn vader. Syn. → aandenken.
