Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

her

betekenis & definitie

I. v. (-ren) = har.

II. bw. [hier]

1. hierheen : - en der, naar alle kanten.
2. hier : her! als bevel.
3. sedert, sinds : van eeuwen, jaren -; van ouds -.

III her-. vrvgs. [heen en her (II), heen en terug] opnieuw, weder: heraanbesteden, herkauwen.

Opm. Her (III) vormt met veel werkwoorden niet scheidbare samenstellingen : herdrukken enz. Alleen de voornaamste zijn hier opgenomen.

< >