Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Heemskerk

betekenis & definitie

('he:ms)

1. (Jacob van) Nederlands vlootvoogd, ° 1 maart 1567 te Amsterdam, nam 1595 en 1596 (overwintering met Barendsz op Nova Zembla) deel aan een tocht om een noordelijke zeeweg naar Oost-Indië te vinden; werd 1603 als vlootvoogd naar Oost-Indië gezonden, versloeg 25 april 1607 de Spaanse vloot bij Gibraltar, sneuvelde in de slag en werd in de Oude Kerk te Amsterdam begraven. P. C. Hooft vervaardigde op hem dit grafschrift : H., die dwars door ’t ijs en ’t ijzer dorst te streven, | Liet d’eer aan ’t land, hier ’t lijf, vóór Gibraltar het leven.
2. (Jan) Nederlands staatsman, ° 30 juli 1818 te Amsterdam, tweemaal minister-president, † 10 okt. 1897 in Den Haag; deed de bouw van de spoorwegbrug over de Moerdijk, de wet die het Hoger Onderwijs op de hoogte van de tijd zou brengen, en 1887 de grondwetsherziening die het kiesrecht verbeterde aannemen.
3. (Theodorus) Nederlands staatsman, ° 20 juli 1852 te Amsterdam, 1908–1913 minister van Binnenlandse Zaken en minister-president, † 12 juni 1932 te Utrecht.

< >