Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

hark

betekenis & definitie

v. (-en; -je)

I. Eig. tuin- en landbouwgereedschap bestaande uit een rij van tanden aan een lange houten steel: een houten, ijzeren -; een om gras, hooi, vuilnis bijeen te schrapen, om de grond effen of schoon te maken; eens zien hoe de aan de steel zit, hoe de zaak gelegen is.
- II. Metf.
1. harkvormig gereedschap waarmede aan een speelbank de croupier het geld naar zich toe schraapt.
2. houterig, stijf persoon: een van een vent.

< >