Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Haïti

betekenis & definitie

('haïti) [Indianentaal: bergachtig land]

1. Eig. eiland 77.255 km2.
2. Bepk. republiek aldaar 28.676 km2, 3.000.000 inw., meestal negers. Hoofdstad Port-au-Prince. Uitvoer ; koffie.

Geschiedenis. Columbus ontdekte 1492 Haïti en noemde het Hispaniola of Klein-Spanje. In de XVIde eeuw werd de uitstervende bevolking door negers vervangen. Frankrijk bezette 1659 de westhelft, waar 1791 de negers tot opstand kwamen en de onafhankelijke staat Haïti stichtten; in 1822 veroverden zij ook de oosthelft. Deze scheidde zich 1844 af als republiek San Domingo of Dominikaanse Republiek. Beide republieken, tijdelijk onder negerkeizers, verkeerden in zeer slechte toestand totdat 1916 de Verenigde Staten ze onder protektoraat namen. Het Noordamerikaans Aardsrijkskundig Genootschap heeft 1933 tevergeefs getracht aan het eiland zijn vroegere naam Hispaniola terug te schenken,

< >