Nederlands rechtsgeleerde en staatsman, ° 30 apr. 1583 te Delft, studeerde te Leiden en te Orléans, 1603 ’s Lands historieschrijver, 1613 pensionaris van Rotterdam; werd betrokken in de kerkelijke twisten en als arminiaan met Oldenbarnevelt 1618 door prins Maurits van Oranje in hechtenis genomen; ontsnapte 1621 uit Loevestein in een boekenkist, begaf zich naar Antwerpen en vestigde zich te Parijs; kwam 1631 naar Delft terug, maar zag zich genoodzaakt, om gevangenneming te voorkomen, naar Duitsland te vluchten; werd 1634 Zweeds gezant te Parijs, doch 1644 teruggeroepen naar Stockholm, dat hij ten gevolge van vijandschap en zwakke gezondheid moest verlaten, † onderweg te Rostock 28 aug. 1645. Grondlegger van het volkenrecht; schreef o. a. Mare liberum (1609), De jure belli ac pacis (1613), Inleydinge tot de Holländische Rechtsgeleertheyt, waarin hij het Romeinse met het Hollandse en Zeeuwse recht versmolt.2. (Pieter de) Nederlands staatsman, ° 28 maart 1615 te Rotterdam, zoon van (1), 1660 raadpensionaris van Amsterdam, gezant onder J. de Witt 1667 in Zweden, 1670-1671 aan het hof van Lodewijk XIV van Frankrijk; moest 1672 uit Rotterdam, waar hij raadpensionaris was, voor de volkshaat vluchten, † 2 juni 1678 bij Haarlem.
3. (Johannes Vincentius de) Nederlands godgeleerde, ° 4 juli 1848 te Schiedam, dominikaan, † 26 febr. 1922 als hoogleraar te Amsterdam; schreef o. a. Summa apologetica (1892), Denkers van onzen tijd.
Gepubliceerd op 30-06-2020
Groot (persoon)
betekenis & definitie