Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

grammofoon

betekenis & definitie

(gramo'fo:n) m. (...fonen, -tje) [Gr. graphein, opschrijven + phonè, geluid] spreekmachine, fonograaf met ronde platen in plaats van cilinders : de werd in 1887 door Berliner uitgevonden; vroeger had de een hoorn thans zo goed als niet meer.

Enc. De grammofoon berust op het beginsel dat iedere toon een aantal trillingen voortbrengt, die medegedeeld worden aan de lichamen, die zij ontmoeten. Zingt men dus tegen een gevoelige trilplaat een toon, die b.v. 400 trillingen heeft, dan beweegt zich een stift, die aan de trilplaat bevestigd is, ook 400-maal in de sekonde op en neer en grift op een weke schijf, die onder de stift ronddraait, haar trillingen. Wordt later de stift over de trillingslijn bewogen, dan komt de stift weer op dezelfde wijze in trilling en brengt ook de trilplaat in beweging Deze doet de lucht 400 maal in de sekonde trillen en deze trillingen worden door ons trommelvlies opgevangen, zodat wij de eerst gezongen toon horen.

< >