Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

golf

betekenis & definitie

A. v. (golven; -je) [~ gillen]

I. Eig.
1. bolle verheffing van de waterspiegel: golven worden door de wind veroorzaakt; een hoge, korte, lange, witgekuifde -; op de golven der zee dobberen.

Syn. baar.

2. golven Uitbr. zee: in de schoot der golven; een vlek gronds aan de golven betwisten.

II. Metf.

1. dikke straal: een van bloed ontsprong zijn wonde.

Syn. gulp.

2. Natk. trillende beweging van een middenstof: geluid en licht worden door golven overgeplant; de golven liggend tussen 10 en 100 m noemt men „korte golven”, en die tussen 1 en 10 m „ultrakorte golven”.
3. half hol, half bol gebogen lijn.
B. v. (golven; -je) [Gr. kolpos] wijde zeeboezem: de van Guinea, van Mexico.

Syn. ➝ baai.

C. o. [Eng. ~ kolf] balspel in open lucht waarbij een kleine bal met een stok achtereenvolgens in 18 verschillende kuiltjes moet geslagen worden: spelen; is waarschijnlijk afkomstig uit de Nederlanden.

< >