o. (-en)
I. Eig.
1. Algm. het goeverneren, bestuur, regering: het Nederlands -.
2. Inz. provinciaal bestuur.
II. Metn.
1. [van I 1] gebied waarover zich een bestuur uitstrekt,
a. Eert. Russische provincie,
b. O. I. voorheen, een der drie gebieden, door een goeverneur bestuurd: de drie -en waren Atjee en Onderhorigheden, Oostkust van Sumatra, Celebes en Onderhorigheden.
2. [van I 2] gebouw waar het provinciaal bestuur zetelt: op het schrijven.