Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

godsspraak

betekenis & definitie

v. (...spraken)

I. Eig.
1. uitspraak, antwoord door, vanwege een godheid: dubbelzinnige -.

Syn. orakelspreuk.

2. Uitbr.
a. Algm. goddelijke openbaring: de ...spraken der sibillen,
b. Inz. openbaring van de ware God: de heilige ...spraken van het Oude Verbond.

II. Metn.

1. [wegens de raadselachtigheid van een godsspraak] raadsel-, wonderspreuk: hulde van uw zangen in tonen die het hart verstaat.
2. datgene wat een godsspraak geeft: de van Delphi.

Syn. orakel.

< >